Standhouden
De geschiedenis van de in de dertiger jaren van de twintigste eeuw gebouwde kazematten op de westelijke Maasoever tussen Katwijk en Oeffelt.

119 S

Model : S (3k) (stekelvarken) Ontwerp : Centraal Inundatie en Technisch Bureau (15-04-1939) Tekening nummer : 1422/tG Gebouwd door : N.V Bataafsche Aanneming-Maatschappij Bouwjaar : 1939 Schietrichting : Frontaal en flankerend Schootsveld : 190· (70· overlap per schietgat) Weerstandvermogen : W.12-15 Muurdikte dak / front : 0,8m / 1m gewapend beton Bewapening : Mitrailleur M.20 Bezetting : 3 man - schutter, helper en groepscommandant Kosten (ongeveer) : 2.500 gulden (1.465 euro) Rijksmonument nummer : 420214 Coördinaten : 51.756703 N 5.862285 E Bijzonderheden : Met klimkoker, nog aanwezig
1939 Nadat het besluit tot het vormen van een doorlopende weerstandslijn genomen was, werd begin 1939 een bedrag van 10 miljoen gulden (4,53 miljoen euro) ter beschikking gesteld voor het bouwen van kazematten, om de mitrailleurs in de linie onder te brengen. Het ontwerp van deze kazematten bestaat uit vier typen met verschillende varianten: De gietstalen G-kazemat (35 varianten); De flankerend B-kazemat (5 varianten); De frontaal en flankerend S-kazemat (4 varianten); De SWZ S-kazemat voor zware mitrailleur (3 varianten). De gewapend betonnen kazemat 119 van het type S(3k) met klimkoker is een lichte, eenvoudige en in vergelijking met de andere type kazematten goedkope gevechtsopstelling met 3 schietgaten, welke tezamen een schootsveld van 190° hadden. Deze grote schietgaten om in drie richtingen zowel frontaal als flankerend vuur af te geven vormde een zeer kwetsbaar punt. Tegen geweer-, mitrailleren en 2 cm-patronen werden ze beschermd door middel van stalen schietgatblinden van 2 cm dikte. (pantserprojectielen doorboorden deze platen gemakkelijk.) De S(3k) kazematten werden vanwege de vele uit het beton stekende (maskerings)haken ook wel "stekelvarken" of "spinnenkop" genoemd. Maart Na de verkenning van de bouwplaatsen vindt er op 9 maart een gesprek plaats tussen Kapitein der Genie J.J.A. de Ridder en de Dijkgraaf van het Waterschap de Maaskant. Naar aanleiding van dit gesprek stuurt Luitenant-kolonel, groepscommandant Maas-Noord, G. Land op 16 maart een brief naar het Waterschap de Maaskant met het verzoek voor een voorlopige gunning voor het bouwen van 19 kazematten in de Maasdijk tussen St. Agatha en Katwijk. Deze kazematten zijn deels ontworpen in het binnen-talud en deels in het buiten-talud van de dijk met een grondoppervlak van circa 4 bij 5 meter. Aangezien het de wens is van de Minister van Defensie om zo spoedig mogelijk te starten met de werkzaamheden vraagt hij om een snelle afhandeling hiervan. Hij belooft dat er volledig rekening zal worden gehouden met de adviezen van de Ingenieur van het Waterschap. De 119 S was een van deze 19 kazematten. Op 17 maart brengt Ir. R. ver Loren advies uit aan het Waterschap. Bezwaren tegen bouwwerken in dijken zijn als volgt samengevat: 1. Door bouw in het dijklichaam gegraven overgang tussen oude en nieuwe grond vormt een zwak punt in de dijk. Ook geeft de nieuwe aanvulling de eerste jaren een verzwakking. 2. Langs gebouwen wordt kwel (grondwater dat onder druk aan de oppervlakte komt) geconcentreerd die een gevaarlijke overgang vormt. 3. Er bestaat gevaar voor scheuren van muren en vloeren in de kelders waardoor de dijk gevaar loopt. 4. De aanwezigheid van woningen bevordert vernielingen aan de dijk door belopen, de aanwezigheid van ratten en pluimvee. Bovendien is de bouw van woningen op dijken in het algemeen een bezwaar voor het verkeer, bij eventuele noodzakelijke werken of verhogingen.
Op 20 maart 1939 verleend de Dijkstoel (bestuurlijk lichaam Waterschap de Maaskant) de gevraagde ontheffing met de opmerking dat artikel 2o, sub 1o, van het reglement op de waterkeringen in Noord-Brabant 1905 bepaalt: “Tussen 15 oktober en 1 april mogen geen ontgravingen voor de uit te voeren werken in het lichaam van de waterkering plaats hebben; zij moeten uiterlijk voor 15 oktober weer zijn aangevuld.” Als gevolg van deze bepaling mag voor 1 april en na 15 oktober geen graafwerk in het dijklichaam verricht worden. Voor Defensie betekend dat deze 19 kazematten voor 15 oktober van dat jaar gereed moeten zijn. De waarnemend Hoofdingenieur Ir. W. Jos Rulkens van provinciale waterstaat van Noord-Brabant verzoekt op 22 maart 1939 het Waterschap om het besluit alsnog op enkele punten te wijzigen. De uitdrukkelijke eis voor het heien van een stalen damwand kan de bouw van de kazematten maandenlang stilleggen als deze vanuit het buitenland moet worden aangevoerd. Hij stelt voor om hiervoor in de voorwaarde op te nemen dat de kazematten zodanig worden gebouwd dat voorzieningen tegen onderloopsnelheid 1 en achterloopsnelheid 1 worden getroffen volgens aanwijzingen van de Dijkstoel. De plannen moeten voor de aanvang van de bouw eerst goedgekeurd worden, Ir. R. ver Loren kan zich hierin vinden. Mei Eind mei start defensie al met graafwerkzaamheden zonder overleg met het Waterschap. Over het algemeen gaat het om schuttersputten maar er zijn ook enkel coupures (door mensen aangebrachte doorgang) in de dijk gemaakt. Omdat de waterdichte kleilaag maar 0,50 meter is vormen ook de schuttersputten een bedreiging voor de dijk als waterkering. juni Ondanks de correspondentie van het Waterschap met de minister van Defensie over de gevaarlijke situatie die ontstaan is in de dijk tussen Katwijk en Cuijk gaat het graafwerk door. Ook de belofte van Ir. van Zuill de Jong (het hoofd van Bureau Stellingbouw Nijmegen) om IR R. ver Loren te waarschuwen wanneer de putten klaar lagen om met beton storten te beginnen word niet nagekomen. Bij zijn werkbezoek op maandag 22 juni aan de kazematten bouw te St. Agatha bleek de werkvloer en de betonkisten van de 95 S al te zijn gestort. Hoe diep de betonkisten waren gemaakt was al niet meer te controleren. Volgens afspraak moest dat 1 meter zijn maar volgens de werklieden was dit maar 50 cm diep. Juli In Katwijk worden nog eens 45 grotere en kleinere putten gegraven door de beschermende kleilaag. Ondertussen maakt ook de gedeputeerde staten van Noord-Brabant zich zorgen over de gang van zaken en schrijft een brief aan de Ministers van Waterstaat en van Defensie. Voor het herstelwerk aan de Maasdijk (400 putten) is 200 m3 nieuwe klei nodig en moet nog eens 500 m3 klei uitgezocht worden voor verwerking, 600 m2 moet worden voorzien van nieuwe bezoding en 100 m2 moeten ze opnieuw bekrammen (bescherming van de grond tegen golfslag en stroom). Op 10 juli word overeenstemming bereikt over een betonnen schuttersput waarvan er 152 gebouwd zullen worden in de Maasdijk vanaf de 95 S in St. Agatha tot de 119 S tegenover de monding van het Maas-Waalkanaal. In totaal worden in dit vak 230 schuttersputten gegraven. Uiteindelijk wordt op 15 juni ook overeenstemming bereikt over de te treffen maatregelen bij de kazematten bouw tegen achter- en onderloopsheid 1 Augustus Het waterschap start met het herstelwerk van de dijk. September Op 28 september constateert de hoofdingenieur van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant dat alle ontgravingen zijn gedicht en met zoden zijn bedekt. De kazematten zijn gereed maar moeten nog wel afgewerkt worden. Op 30 september wordt door een technisch ambtenaar van het waterschap opnieuw graafwerk geconstateerd. Dit keer aan de binnenzijde van de dijk ten behoeve van berg- en of schuilplaatsen. Deze worden afgedekt met zand en graszoden die elders in de dijk gestoken zijn. Om de kazematten te maskeren werden verschillende technieken toegepast. De muren waren van de 119 S waren bekleed met horden en onder het rijshout groen geschilderd. Beplanting moest de camouflage compleet maken. In mei 1940 was de maskering en de telefoonverbinding van veel kazematten echter nog niet gereed.
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Maar voor de aangevraagde kazematten bouw is dit anders. Deze kazematten moeten op deze plaats worden gebouwd, het is dus noodzakelijk om na te gaan of bovengenoemde bezwaren ondervangen kunnen worden. De onder 1 & 2 genoemde bezwaren kunnen worden ondervangen door de bouw zodanig uit te voeren , dat geen nieuwe aanvulling nodig is. Daarvoor moet dan wel de gehele bouwput met ijzeren damwand worden afgeheid. Hiertegen kan dan het beton worden gestort. Het onder punt 3 genoemde bezwaar van scheuren is niet aanwezig, de kazematten zijn zo sterk en zwaar dat ze geen verzwakking voor de dijk vormen. Ook het onder punt 4 genoemde bezwaar tegen woningbouw is hier niet van toepassing. Daarentegen wordt door de bouw van de kazematten uiteraard het gevaar van vernieling van de dijk door oorlogsgeweld aanzienlijk vergroot. Dit mag natuurlijk geen reden voor bezwaar zijn. De voornaamste bepalingen om op te nemen in de ontheffing heeft IR R. ver Loren als concept bijgevoegd. Deze werken in de dijk moeten echter nog wel eerst goedgekeurd worden door de Provincie.
Stekelvarken 119 Lichte gevechtsopstelling voor lichte mitrailleur
Kazemat 119 S
FotoArchiefDienst Cuijk
Privécollectie Hein Veld
Schade 119 S Zuidelijken wand minstens 5 pag. treffers op het beton rondom het schietgat, uit de richting van het oostelijke landhoofd van de spoorbrug. Diepste indringing in het beton is 20 cm, de wapening is plaatselijk blootgelegd. De noordelijke wand is onbeschadigd.
1 Door een verschil in waterdruk aan weerszijden van een kunstwerk (bijvoorbeeld een dijk, dam of een kazemat) kan er onder en langs de zijkanten een grondwaterstroming ontstaan. Deze stroming kan zo sterk worden dat grond-deeltjes worden meegenomen. Daardoor kunnen holle ruimten ontstaan, die de stabiliteit van het kunstwerk in gevaar brengen. Wanneer een waterstroming langs het kunstwerk ontstaat heet dit achterloopsheid, het verschijnsel dat een waterstroming onder het kunstwerk ontstaat wordt onderloopsheid genoemd.
Kazemat 119 S