115 S
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Privécollectie Hein Veld
Model
: S (3k) (stekelvarken)
Ontwerp
: Centraal Inundatie en Technisch Bureau (15-04-1939)
Tekening nummer
: 1422/tG
Gebouwd door
: N.V Bataafsche Aanneming-Maatschappij
Bouwjaar
: 1939
Schietrichting
: Frontaal en flankerend
Schootsveld
: 190· (70· overlap per schietgat)
Weerstandvermogen
: W.12-15
Muurdikte dak / front
: 0,8m / 1m gewapend beton
Bewapening
: Mitrailleur M.20
Bezetting
: 3 man
Kosten
(ongeveer)
: 2.500 gulden (1.465 euro)
Rijksmonument nummer
: 420214
Bijzonderheden
: Met klimkoker, nog aanwezig
1939
Nadat het besluit tot het vormen van een doorlopende weerstandslijn genomen was, werd begin 1939 een bedrag van 10
miljoen gulden (4,53 miljoen euro) ter beschikking gesteld voor het bouwen van kazematten, om de mitrailleurs in de linie
onder te brengen.
Het ontwerp van deze kazematten bestaat uit vier typen met verschillende varianten:
•
De gietstalen G-kazemat (35 varianten);
•
De flankerend B-kazemat (5 varianten);
•
De frontaal en flankerend S-kazemat (4 varianten);
•
De SWZ S-kazemat voor zware mitrailleur (3 varianten).
De gewapend betonnen kazemat 115 van het type S(3k) met klimkoker is een lichte, eenvoudige en in vergelijking met de
andere type kazematten goedkope gevechtsopstelling met 3 schietgaten, welke tezamen een schootsveld van 190° hadden.
Deze grote schietgaten om in drie richtingen zowel frontaal als flankerend vuur af te geven vormde een zeer kwetsbaar punt.
Tegen geweer-, mitrailleren en 2 cm-patronen werden ze beschermd door middel van stalen schietgatblinden van 2 cm dikte.
(pantserprojectielen doorboorden deze platen gemakkelijk.) De S(3k) kazematten werden vanwege de vele uit het beton
stekende (maskerings)haken ook wel "stekelvarken" of "spinnenkop" genoemd.
Om de kazematten te maskeren werden verschillende technieken toegepast. De muren waren van de 115 S waren bekleed met
horden en onder het rijshout groen geschilderd. De grond was tot aan de schietgaten opgehoogd. Beplanting moest de
camouflage compleet maken. In mei 1940 was de maskering van veel kazematten echter nog niet gereed, ook de
telefoonverbinding was nog niet aangebracht.
Stekelvarken 115
Lichte gevechtsopstelling voor lichte mitrailleur
Kazemat 115 S
Maart
Na de verkenning van de bouwplaatsen vindt er op 9 maart een gesprek plaats tussen Kapitein der Genie J.J.A. de Ridder en
de Dijkgraaf van het Waterschap de Maaskant. Naar aanleiding van dit gesprek stuurt Luitenant-kolonel, groepscommandant
Maas-Noord, G. Land op 16 maart een brief naar het Waterschap de Maaskant met het verzoek voor een voorlopige gunning
voor het bouwen van 19 kazematten in de Maasdijk tussen St. Agatha en Katwijk. Deze kazematten zijn deels ontworpen in
het binnen-talud en deels in het buiten-talud van de dijk met een grondoppervlak van circa 4 bij 5 meter. Aangezien het de
wens is van de Minister van Defensie om zo spoedig mogelijk te starten met de werkzaamheden vraagt hij om een snelle
afhandeling hiervan. Hij belooft dat er volledig rekening zal worden gehouden met de adviezen van de Ingenieur van het
Waterschap.
De 115 S was een van deze 19 kazematten.
Op 17 maart brengt IR R. ver Loren advies uit aan het Waterschap. Bezwaren tegen bouwwerken in dijken zijn als volgt
samengevat:
1.
Door bouw in het dijklichaam gegraven overgang tussen oude en nieuwe grond vormt een zwak punt in de dijk. Ook
geeft de nieuwe aanvulling de eerste jaren een verzwakking.
2.
Langs gebouwen wordt kwel geconcentreerd die een gevaarlijke overgang vormt.
3.
Er bestaat gevaar voor scheuren van muren en vloeren in de kelders waardoor de dijk gevaar loopt.
4.
De aanwezigheid van woningen bevordert vernielingen aan de dijk door belopen, de aanwezigheid van ratten en
pluimvee. Bovendien is de bouw van woningen op dijken in het algemeen een bezwaar voor het verkeer, bij eventuele
noodzakelijke werken of verhogingen.
Maar voor de aangevraagde kazematten bouw is dit anders. Deze kazematten moeten op deze plaats worden gebouwd, het is
dus noodzakelijk om na te gaan of bovengenoemde bezwaren ondervangen kunnen worden.
De onder 1 & 2 genoemde bezwaren kunnen worden ondervangen door de bouw zodanig uit te voeren , dat geen nieuwe
aanvulling nodig is. Daarvoor moet dan wel de gehele bouwput met ijzeren damwand worden afgeheid. Hiertegen kan dan
het beton worden gestort. Het onder punt 3 genoemde bezwaar van scheuren is niet aanwezig, de kazematten zijn zo sterk en
zwaar dat ze geen verzwakking voor de dijk vormen. Ook het onder punt 4 genoemde bezwaar tegen woningbouw is hier niet
van toepassing. Daarentegen wordt door de bouw van de kazematten uiteraard het gevaar van vernieling van de dijk door
oorlogsgeweld aanzienlijk vergroot. Dit mag natuurlijk geen reden voor bezwaar zijn. De voornaamste bepalingen om op te
nemen in de ontheffing heeft IR R. ver Loren als concept bijgevoegd.
Deze werken in de dijk moeten echter nog wel eerst goedgekeurd worden door de Provincie.
Op 20 maart 1939 verleend de Dijkstoel (bestuurlijk lichaam Waterschap de Maaskant) de gevraagde ontheffing met de
opmerking dat artikel 2o, sub 1o, van het reglement op de waterkeringen in Noord-Brabant 1905 bepaalt:
“Tussen 15 oktober en 1 april mogen geen ontgravingen voor de uit te voeren werken in het lichaam van de
waterkering plaats hebben; zij moeten uiterlijk voor 15 oktober weer zijn aangevuld.”
Als gevolg van deze bepaling mag voor 1 april en na 15 oktober geen ontgravingen in het dijklichaam plaats vinden. Wat voor
Defensie betekend dat de kazematten voor 15 oktober van dat jaar gereed moeten zijn.
De waarnemend Hoofdingenieur Ir. W. Jos Rulkens van provinciale waterstaat van Noord-Brabant verzoek op 22 maart 1939
het Waterschap om het besluit alsnog op enkele punten te wijzigen. De uitdrukkelijke eis voor het heien van stalen damwand
kan de bouw van de kazematten maandenlang stilleggen als deze vanuit het buitenland moet worden aangevoerd. Hij stelt
voor om hiervoor in de voorwaarde op te nemen dat de kazematten zodanig worden gebouwd dat voorzieningen tegen
onderloopsnelheid en achterloopsnelheid worden getroffen volgens aanwijzingen van de Dijkstoel. De plannen moeten voor de
aanvang van de bouw eerst goedgekeurd worden, Ir. R. ver Loren kan zich hierin vinden.
Juni
Begin juni werd met de bouw begonnen. Volgens het opgemaakte werkplan waren de kazematten aan de Maas op 1
september 1939 gereed, de afwerking ervan moest nog gebeuren. Zo was bijvoorbeeld de telefoonverbinding nog niet
aangebracht.
Privécollectie Raymond Gaveel
Privécollectie Raymond Gaveel
Schade 115 S
Kazemat 115 S is geheel vernield door projectielen van 8,8 cm.
Beeldbank WO2 _NIOD
Beeldbank WO2 - Nationaal Oorlogs- en Verzetmuseum Overloon
10 mei 1940
De bemanning van kazemat 115 S, waarvan Sergeant P. J. J. Clevis commandant was, heeft zich dapper geweerd bij het
afslaan van de eerste Duitse aanvallen. Volgens verklaringen van Korporaal van der Linden, die in één van de schuttersputten
van de groep was opgesteld, weerde de bemanning zich met een lichte mitrailleur en twee karabijnen.
Zelfs nadat het automatische wapen omstreeks 10:30 door een voltreffer werd vernield bleef de bemanning het gevecht
voortzetten met handwapens. Het Duitse 8,8 cm Flak kanon maakte tegen de middag een einde aan dit verzet.
Een voltreffer sprong in de kazemat, doodde de commandant Sergeant Clevis, verwondde de schutter M.E. Oerlemans ernstig
en deed het trommelvlies van de helper C.P. van Gisbergen scheuren. Oerlemans en Gisbergen wilden ondanks gevaar voor
eigen leven hun commandant niet in de steek laten en hebben getracht hem in veiligheid te brengen, maar Sergeant Clevis
was reeds overleden. Nadat ze de kazemat hadden verlaten werd deze volledig tot puin geschoten. Bij het oversteken van de
dijk kreeg Oerlemans nog enige mitrailleur patronen in zijn rechterarm en rechterbeen. In de nabijheid van 115 S werden in de
schuttersputten soldaat P.J. Litjens gedood en korporaal W. van der Linden verwond.
Petrus Josephus Johannes Clevis ontving postuum het Bronzen kruis bij Koninklijk Besluit van 9 mei 1946 (No. 6)
Cornelis Paulus van Gisbergen en Martinus Everardus Oerlemans ontvingen het Bronzen Kruis bij Koninklijk Besluit van 22 april
1948 (No. 77)